Uw schoonheid hoog te loven. De titel van dit boek is ontleend aan Psalm 45 vers 1:
Beminlijk Vorst, uw schoonheid hoog te loven,
Gaat al het schoon der mensen ver te boven.
Dit boek bevat tien preken. Deze preken zijn ernstig, gunnend, nodigend en getuigen allen van de schoonheid van de geheel enige en beminnelijke Vorst Immanuel. Deze schoonheid wordt steeds uitgestald tegenover de zwarte achtergrond van ons bestaan.
Ds. J.M. Kleppe
Ds. J.M. Kleppe werd 7 maart 1930 geboren te Rotterdam. Op 17 augustus 1971 werd hij tot predikant bevestigd in de Gereformeerde Gemeente te Woerden. Na tien jaar vertrok hij naar de Gereformeerde Gemeente van Apeldoorn, waar hij predikant was van 1981 tot 1985. Van 1985 tot 2000 diende ds. J.M. Kleppe de Gereformeerde Gemeente van Rijssen-Noord.
Sinds 2000 is ds. J.M. Kleppe emeritus predikant van de Gereformeerde Gemeenten.
Inhoud
Woord vooraf door ds. J. IJsselstein
1. Henochs levens- en stervensgenade
Genesis 5 vers 21-24:
En Henoch leefde vijf en zestig jaar, en hij gewon Methúsalah. En Henoch wandelde met God, nadat hij Methúsalah gewonnen had, driehonderd jaar; en hij gewon zonen en dochters. Zo waren al de dagen van Henoch driehonderd vijf en zestig jaar. Henoch dan wandelde met God; en hij was niet meer, want God nam hem weg.
2. Israëls doortocht door de Jordaan
Jozua 3 vers 13:
Want het zal geschieden, met dat de voetzolen der priesters die de ark des HEEREN, van den Heere der ganse aarde, dragen, in het water van de Jordaan zullen rusten, zo zullen de wateren van de Jordaan afgesneden worden, te weten de wateren die van boven afvlieten, en zij zullen op een hoop blijven staan.
3. Het bezoek aan Sálomo door de koningin van het zuiden
1 Koningen 10 vers 1-10:
En toen de koningin van Scheba het gerucht van Sálomo hoorde aangaande den Naam des HEEREN, kwam zij om hem met raadselen te verzoeken.
En zij kwam te Jeruzalem met een zeer zwaar heir, met kemels, dragende specerijen en zeer veel goud en kostelijk gesteente; en zij kwam tot Sálomo en sprak tot hem al wat in haar hart was.
En Sálomo verklaarde haar al haar woorden; geen ding was er verborgen voor den koning dat hij haar niet verklaarde.
Als nu de koningin van Scheba zag al de wijsheid van Sálomo, en het huis hetwelk hij gebouwd had,
En de spijze zijner tafel, en het zitten zijner knechten, en het staan zijner dienaren, en hun kledingen, en zijn schenkers, en zijn opgang waardoor hij henen opging in het huis des HEEREN, zo was in haar geen geest meer.
En zij zeide tot den koning: Het woord is waarheid geweest, dat ik in mijn land gehoord heb, van uw zaken en van uw wijsheid.
En ik heb die woorden niet geloofd, totdat ik gekomen ben en mijn ogen dat gezien hebben; en zie, de helft is mij niet aangezegd; gij hebt met wijsheid en goed overtroffen het gerucht dat ik gehoord heb.
Welgelukzalig zijn uw mannen, welgelukzalig deze uw knechten, die gedurig voor uw aangezicht staan, die uw wijsheid horen.
Geloofd zij de HEERE uw God, Die behagen in u heeft gehad om u op den troon Israëls te zetten; omdat de HEERE Israël in eeuwigheid bemint, daarom heeft Hij u tot koning gesteld, om recht en gerechtigheid te doen.
En zij gaf den koning honderd en twintig talenten goud, en zeer vele specerijen en kostelijk gesteente; als deze specerij, die de koningin van Scheba den koning Sálomo gaf, is er nooit meer in menigte gekomen.
4. Christus' getuigenis aangaande Zijn bruid
Hooglied 2 vers 2:
Gelijk een lelie onder de doornen, alzo is Mijn vriendin onder de dochteren.
5. De ondoorgrondelijke wijsheid
Jesaja 55 vers 8-9:
Want Mijn gedachten zijn niet ulieder gedachten, en uw wegen zijn niet Mijn wegen, spreekt de HEERE. Want gelijk de hemelen hoger zijn dan de aarde, alzo zijn Mijn wegen hoger dan uw wegen, en Mijn gedachten dan ulieder gedachten.
6. Het geloof in de oefenschool van Christus' liefde
Matthéüs 14 vers 22-33:
En terstond dwong Jezus Zijn discipelen in het schip te gaan en vóór Hem af te varen naar de andere zijde, terwijl Hij de scharen van Zich zou laten.
En als Hij nu de scharen van Zich gelaten had, klom Hij op den berg alleen, om te bidden. En als het nu avond was geworden, zo was Hij daar alleen.
En het schip was nu midden in de zee, zijnde in nood van de baren; want de wind was hun tegen.
Maar te vierde wake des nachts kwam Jezus af tot hen, wandelende op de zee.
En de discipelen ziende Hem op de zee wandelen, werden ontroerd, zeggende: Het is een spooksel. En zij schreeuwden van vrees.
Maar terstond sprak Jezus hen aan, zeggende: Zijt goedsmoeds, Ik ben het, vreest niet.
En Petrus antwoordde Hem en zeide: Heere, indien Gij het zijt, zo gebied mij tot U te komen op het water.
En Hij zeide: Kom. En Petrus klom neder van het schip en wandelde op het water, om tot Jezus te komen.
Maar ziende den sterken wind, werd hij bevreesd, en als hij begon neder te zinken, riep hij, zeggende: Heere, behoud mij!
En Jezus terstond de hand uitstekende, greep hem aan en zeide tot hem: Gij kleingelovige, waarom hebt gij gewankeld?
En als zij in het schip geklommen waren, stilde de wind.
Die nu in het schip waren, kwamen en aanbaden Hem, zeggende: Waarlijk, Gij zijt Gods Zoon.
7. Het leven en sterven van een rijk man en een arm bedelaar 124
Lukas 16: 19-31:
En er was een zeker rijk mens, en was gekleed met purper en zeer fijn lijnwaad, levende allen dag vrolijk en prachtig. En er was een zeker bedelaar, met name Lázarus, welke lag voor zijn poort, vol zweren, En begeerde verzadigd te worden van de kruimkens die van de tafel des rijken vielen; maar ook de honden kwamen en lekten zijn zweren. En het geschiedde dat de bedelaar stierf en van de engelen gedragen werd in den schoot van Abraham. En de rijke stierf ook, en werd begraven. En als hij in de hel zijn ogen ophief, zijnde in de pijn, zag hij Abraham van verre, en Lázarus in zijn schoot. En hij riep en zeide: Vader Abraham, ontferm u mijner en zend Lázarus, dat hij het uiterste zijns vingers in het water dope, en verkoele mijn tong; want ik lijd smarten in deze vlam. Maar Abraham zeide: Kind, gedenk dat gij uw goed ontvangen hebt in uw leven, en Lázarus desgelijks het kwade; en nu wordt hij vertroost, en gij lijdt smarten. En boven dit alles, tussen ons en ulieden is een grote kloof gevestigd, zodat degenen die vanhier tot u willen overgaan, niet zouden kunnen, noch ook die daar zijn, vandaar tot ons overkomen. En hij zeide: Ik bid u dan, vader, dat gij hem zendt tot mijns vaders huis; Want ik heb vijf broeders; dat hij hun dit betuige, opdat ook zij niet komen in deze plaats der pijniging. Abraham zeide tot hem: Zij hebben Mozes en de Profeten; dat zij die horen. En hij zeide: Neen, vader Abraham; maar zo iemand van de doden tot hen heen ging, zij zouden zich bekeren. Doch Abraham zeide tot hem: Indien zij Mozes en de Profeten niet horen, zo zullen zij ook, al ware het dat er iemand uit de doden opstond, zich niet laten gezeggen.
8. Het welgelukzalig komen tot Christus
Johannes 6 vers 37:
Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen; en die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen.
9. Het sterfbed van Stéfanus
Handelingen 7 vers 54-60:
Als zij nu dit hoorden, berstten hun harten en zij knersten de tanden tegen hem.
Maar hij, vol zijnde des Heiligen Geestes, en de ogen houdende naar den hemel, zag de heerlijkheid Gods, en Jezus, staande ter rechterhand Gods.
En hij zeide: Zie, ik zie de hemelen geopend, en den Zoon des mensen, staande ter rechterhand Gods.
Maar zij roepende met grote stem, stopten hun oren, en vielen eendrachtelijk op hem aan,
En wierpen hem ter stad uit, en stenigden hem. En de getuigen legden hun klederen af aan de voeten van een jongeling, genaamd Saulus.
En zij stenigden Stéfanus, aanroepende en zeggende: Heere
Jezus, ontvang mijn geest.
En vallende op de knieën, riep hij met grote stem: Heere, reken hun deze zonde niet toe. En als hij dat gezegd had, ontsliep hij.
10. De troost van het eeuwige leven
Openbaring 7 vers 17, het laatste gedeelte:
En God zal alle tranen van hun ogen afwissen.
Ds. J.M. Kleppe | Uw schoonheid hoog te loven